1. De 16 grote Bodhisattva Voorschriften
1.1. De 3 Toevluchten
1.1.1. Boeddha
1.1.2. Dharma
1.1.3. Sangha
1.2. De 3 Zuivere Voorschriften
1.2.1. Weerhoudt je van alle kwaad
1.2.2. Beoefen al het goede
1.2.3. Reinig je bewustzijn
1.3. De 10 Grote Voorschriften
1.3.1. het beschermen en verzorgen van leven
1.3.2. vrijgevig te zijn en respectvol jegens het eigendom van anderen
1.3.3. seksuele energie te gebruiken op gepaste wijze
1.3.4. de waarheid te vertellen
1.3.5. een heldere geest en lichaam te bewaren
1.3.6. te spreken van de deugden van anderen en onze onderlinge afhankelijkheid met hen
1.3.7. vrijgevig te zijn in materieel en geestelijk opzicht
1.3.8. vriendelijkheid en geweldloosheid te beoefenen
1.3.9. het respecteren en beschermen van de 3 Schatten (de 3 toevluchten)
2. De 4 Edele Waarheden
2.1. Leven is lijden. Niemand kan altijd gelukkig, tevreden en gezond zijn. Het komt altijd wel een keer voor dat we verdrietig, boos of ziek zijn, of erg twijfelen.
2.2. We lijden omdat we altijd maar willen "hebben".
2.3. Je kunt dit gevoel van "willen hebben" laten ophouden. Dat heet verlichting.
2.4. Er is een manier, een weg, die naar verlichting leidt, waar het "willen hebben" stopt. Deze weg noemde Boeddha het edele 8 voudige pad.
3. De Leer van de 2 Waarheden
3.1. samvrti satya (conventionele waarheid)
3.1.1. de fundamentele menselijke illusie dat we bestaan afzonderlijk van alle wezens, bergen, rivieren, bomen, gras, ...
3.2. paramatha satya (uiteindelijke waarheid)
3.2.1. compassie
4. Het edele 8 voudige pad (de middenweg)
4.1. Het juiste inzicht
4.2. De juiste intentie
4.3. De juiste spraak
4.4. De juiste handelswijze
4.5. Het juiste levensonderhoud
4.6. De juiste inzet
4.7. De juiste geesteshouding
4.8. De juiste concentratie
5. Het temmen van de Os
5.1. 1. Het zoeken naar de os.
5.1.1. Eenzaam en alleen in een eindeloze wildernis, schrijdt de herder door het woekerende gras en zoekt zijn os. Breed stroomt de rivier, tot in wijde verte strekken zich de bergen uit, en het pad loopt steeds dieper in het vergroeide. Het lichaam dodelijk vermoeid en het hart vertwijfeld. Toch vindt de zoekende herder geen geleidende richting. In de avondschemering hoort hij enkel krekels op de ahorn zingen.
5.2. 2. Het spoor van de os vinden.
5.2.1. Onder de bomen aan de waterkant zijn her en der de sporen van de os dicht afgedrukt. Heeft de herder de weg gevonden tussen het dicht woekerende, geurende gras? Hoe ver de os ook weglopen mag, tot in de achterste plaats van het diepe gebergte: zijn neus reikt tot in de uitgestrekte hemel, zodat hij zich niet verbergen kan.
5.3. 3. Het vinden van de os.
5.3.1. Plotseling klinkt boven in de kruin van de boom het heldere gezang van een nachtegaal. De zon straalt warm, zachtjes waait de wind, aan de oever lopen de wilgen uit. Er is geen plaats meer waar de os zich zou kunnen verstoppen. Zo mooi is die prachtige kop met de hoog oprijzende horens, dat geen schilder hem zou kunnen schilderen.
5.4. 4. Het vangen van de os.
5.4.1. Na grootste inspanning heeft de herder de os gevangen. Te heftig nog diens luimen, zijn kracht nog te razend, om gemakkelijk zijn wildheid te temmen. Nu eens gaat hij ervandoor en klimt naar hoge vlakten, dan weer dringt hij ver door in diepe, nevelige, bewolkte plaatsen en wil zich verbergen.
5.5. 5. Het temmen van de os.
5.5.1. De herder mag zijn hand geen ogenblik van zweep en teugel aflaten. Anders zou de os er met grote schreden vandoor gaan het stof in. Is de os echter geduldig getemd en tot zachtmoedigheid gebracht, dan volgt hij vanzelf de herder, zonder halster of ketting.
5.6. 6. Naar huis op de rug van de os.
5.6.1. De herder keert terug naar huis op de rug van de os, gelaten en vrij. In de uitgestrekte avondnevel klinkt wijd en zijd het geluid van zijn fluit. Maat na maat en couplet na couplet klinkt de grenzeloze stemming van de herder. Luistert iemand naar dit geluid, dan hoeft hij niet meer te raden hoe het de herder te moede is.
5.7. 7. De os vergeten, de herder alleen.
5.7.1. Reeds is de herder thuisgekomen op de rug van de os. Er bestaat geen os meer. De herder zit alleen, op zijn gemak en stil. Rustig sluimert hij nog wat, want de rood brandende zon staat immers reeds hoog aan de hemel. De nutteloze zweep en teugel heeft hij weggeworpen onder het dak van stro.
5.8. 8. Os én herder volkomen vergeten.
5.8.1. Zweep en teugel, os en herder zijn volkomen verdwenen. Woorden schieten tekort om de uitgestrekte blauwe hemel te omspannen. Sneeuw kan toch ook niet blijven bestaan op een rood brandend haardvuur? Pas wanneer een mens in dit oord aangekomen is, evenaart hij de oude meesters.
5.9. 9. Terug naar de Oorsprong.
5.9.1. In de Grond en Oorsprong teruggekeerd heeft de herder reeds alles volbracht. Niets is beter dan direct ter plekke als blind en doof te worden. In zijn hut zit hij en ziet geen dingen daarbuiten. Grenzeloos stroomt de rivier, zoals hij stroomt. Rood bloeit de bloem, zoals zij bloeit.
5.10. 10. Naar de markt met weldoende handen.
5.10.1. Met ontblote borst en op blote voeten komt hij naar de markt. Het gezicht met aarde besmeurd, het hoofd helemaal met as bestrooid. Zijn wangen onder de tranen van het machtige lachen. Zonder zich in te spannen voor geheimen en wonderen, brengt hij plotsklaps de dorre bomen tot bloei.
6. De 5 Skhandhas
6.1. rupa (Pali): materie of fysieke vorm. Hiertoe behoren het lichaam en externe objecten. Rupa omvat dus het gehele fysieke aspect van de werkelijkheid, niet slechts het menselijk lichaam.
6.2. vedana: gewaarwording. De gewaarwording ontstaat door het contact van (een van) de zes zintuigen met een (extern) object.
6.3. sañña: perceptie of voorstelling. Ook het geheugen speelt hier een rol, omdat percepties en het voorstellingsvermogen afhankelijk zijn van vroegere ervaringen.
6.4. sankhara: intenties, ook wel gedachten. De bewuste of onbewuste intenties die het gedrag bepalen. Met gedrag wordt hier zowel mentaal en lichamelijk gedrag als spraak bedoeld.
6.5. viññana: bewustzijn of aandacht
6.6. De 5 hopen, de 5 groepen van bestaan
7. De 4 Bodhisattva Geloften (pranidhana) (Shiguseigan)
7.1. Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik beloof ze allen te bevrijden.
7.2. Hoe peilloos de oorzaak van lijden ook is, ik beloof haar geheel te verwijderen.
7.3. Hoe talloos de Dharma’s ook zijn, ik beloof ze alle te verstaan.
7.4. Hoe eindeloos de Boeddha-weg ook is, ik beloof hem teneinde te gaan.
8. De 3 Vergiften
8.1. Afkeer
8.2. Begeerte
8.3. Onwetendheid
9. De 6 paramita's (perfecties) van Mahayana
9.1. Dana paramita: gulheid, zichzelf geven aan anderen
9.2. Sila paramita : deugd, moraal, juist gedrag
9.3. Prajna paramita : transcendentale wijsheid, inzicht
9.4. Ksanti paramita : geduld, tolerantie
9.5. Virya paramita : energie, ijver
9.6. Dhyana paramita : eenpuntige concentratie, overdenken
9.7. In de latere Dasabhumikasoetra zijn de volgende Perfecties toegevoegd:
9.7.1. Upaya paramita: bekwaamheid, methode
9.7.2. Pranidhana paramita: belofte, resolutie, doorzettingsvermogen
9.7.3. Bala paramita: spirituele kracht
9.7.4. Jnana paramita: niet-conceptuele wijsheid
10. De 3 pijlers
10.1. Groot vertrouwen
10.2. Groot onderzoek
10.3. Grote moed
11. Veelgebruikte termen
11.1. Bodhidharma
11.1.1. Bodhidharma bracht zen in de 6e eeuw van India naar China. Hij beschreef de essentie van zen als volgt:
11.1.1.1. A special transmission outside the scriptures
11.1.1.2. No dependence on words and letters
11.1.1.3. Seeing directly into the mind of man
11.1.1.4. Realizing True Nature, becoming Buddha
11.2. Bodhisattva
11.2.1. Iemand die verlichting bereikt, maar het Boeddhaschap uitstelt ten bate van alle levende wezens
11.3. Boeddha
11.3.1. De Verlichte; De Bevrijde. Maar meestal refereert Boeddha aan de historische Boeddha van onze tijd, de prins Siddharta Gautama die Verlichting bereikte zo’n 2.500 jaar geleden.
11.4. Daisan
11.4.1. Daisan is een persoonlijk onderhoud met de leraar. Tijdens de vaste zitavonden en de weekenden kun je jezelf op de daisanlijst laten zetten en je beoefening met de docent bespreken.
11.5. Dharma
11.5.1. Meerdere betekenissen. Vaak gebruikt als ‘leer’. Ook wel alles wat er is. Onder dharma verstaan we de leer, maar ook de weg. Dharma kan gebruikt worden in de betekenis van spiritualiteit, spirituele leer, spiritueel verlangen, essentie van het bestaan, innerlijke eigenschap. Citaat van Dogen Zenji: De Boeddhaweg bestuderen is het zelf bestuderen. Het zelf bestuderen is het zelf vergeten. Het zelf vergeten is verlicht worden door de tienduizend dharma’s. Verlicht worden door de tienduizend dharma’s is het verwijderen van de barrières tussen zelf en anderen.
11.6. Dokusan
11.6.1. Persoonlijk onderhoud
11.7. Gasho
11.7.1. Een mudra, houden van de handen: palmen tegen elkaar, handen verticaal voor de borst
11.8. Jukai
11.8.1. De Jukai ceremonie is bestemd voor leerlingen die officieel zenboeddhist willen worden. Tijdens de Jukai ceremonie spreekt de student de intentie uit zich aan een aantal geloften te willen houden en krijgt hij of zij een boeddhistische naam. Vanaf dat moment draagt de student tijdens de meditaties een zelfgemaakt ‘zenslabbetje’: de rakusu. De jukai ceremonie wordt twee keer per jaar gedaan ten overstaan van de sangha, familie en vrienden.
11.9. Kensho
11.9.1. Een kleine verlichtingsdoorbraak
11.10. Kinhin
11.10.1. Loopmeditatie. Kinhin is loopmeditatie. We starten met langzaam lopen, een halve voet tegelijk. De ademhaling bepaalt het tempo. Na een minuut of vijf versnellen we, om daarna weer terug te keren naar het kussen voor de volgende periode zazen. Kinhin duurt tien minuten.
11.11. Koan
11.11.1. In Rinzai een fundamenteel onderdeel van de training. De leerling krijgt een paradoxale uitspraak of vraag van de leraar, waarop zij een reactie moet geven.
11.12. Makugyo
11.12.1. Houten drum in de vorm van een vis, uit één stuk gesneden; wordt gebruikt om het reciteren van soetra’s te begeleiden
11.13. Rakusu
11.13.1. Een kleine uitvoering van de mantel van de Boeddha, rond de nek gedragen als een soort slab; gedragen door leken en monniken bij formele gelegenheden. De rakusu wordt door zenboeddhisten in de zendo gedragen. Je maakt de rakusu zelf als voorbereiding op de jukai ceremonie. De voorkant symboliseert de vruchtbare rijstvelden. Op de achterkant staat een boeddhistisch vers, je dharmanaam en het stempel van de leraar
11.14. Roshi
11.14.1. Zenmeester die geestelijk leider is van een klooster
11.15. Samsara
11.15.1. Het bestaan als onderdeel van de cyclus van leven, sterven en wedergeboorte; het leven van de gewone mens en van elk ander levend wezen
11.16. Samu
11.16.1. Handwerk als meditatieoefening
11.17. Sangha
11.17.1. Met sangha bedoelen we de groep beoefenaars binnen onze zenschool. Het zenpad gaan we niet alleen. Vanaf het moment dat we voor het eerst de zendo binnenkomen, begint een proces van wederzijdse overdracht. In de gezamenlijeke beoefening ontstaat op natuurlijke wijze een soort ‘boeddhaveld’ waarin we met elkaar resoneren: in ons enthousiasme voor de dharma, maar ook in onze ‘hangups’.
11.18. Satori
11.18.1. Verlichtingservaring
11.19. Sensei
11.19.1. Leraar, algemene term
11.20. Sesshin
11.20.1. Meerdaagse Zenretraite, meestal een week
11.21. Shashu
11.21.1. De handen voor de borst gevouwen tijdens lopen of staan
11.22. Shoken
11.22.1. Voor studenten die zich dieper willen verbinden, zijn er verschillende mogelijkheden.Tijdens de korte en persoonlijke Shoken ceremonie, word je officieel leerling van een van de leraren. Leerling en leraar spreken vertrouwen uit in elkaar en in het gaan van de zenweg.
11.23. Taku
11.23.1. Houten kleppers
11.24. Teisho
11.24.1. Een dharmatoespraak van een Zenleraar, meestal rond een koan of een tekst
11.25. Yasa
11.25.1. Nachtzitten; na ‘s avonds afsluiten van de formele training, individueel verder gaan met de zazen, meestal buiten
11.26. Zabuton
11.26.1. Meditatiemat
11.27. Zafu
11.27.1. Meditatiekussen
11.28. Zazen
11.28.1. Zitmeditatie
11.29. Zendo
11.29.1. Meditatieruimte. De zendo kun je zien als een laboratorium waarin je een houding kunt beoefenen die behulpzaam kan zijn in je dagelijkse leven. Dat is de voornaamste functie van alle rituelen.
12. 3 Stromingen van Boeddhisme
12.1. Theravada
12.1.1. is de oudste school en houdt zich voornamelijk met de geschriften bezig en de bevrijding van het individu en is voornamelijk verspreid naar Zuidoost-Azië.
12.2. Mahayana
12.2.1. is ook bekend als het "grote voertuig" en richt zich op verlossing voor iedereen en is voornamelijk verspreid naar het noorden, zoals China en Japan.
12.3. Vajrayana
12.3.1. is ook bekend als het "diamanten voertuig" of tantrisch boeddhisme, en is een onderdeel van het Mahayana. Dit is de meest esoterische school en is voornamelijk verspreid naar Tibet en de landen daaromheen, maar wordt ook gevonden in China en Japan.
13. De 5 Overpeinzingen
13.1. Het ligt in mijn natuur oud te worden
13.1.1. Ik kan er onmogelijk aan ontsnappen oud te worden
13.2. Het ligt in mijn natuur ziek te worden
13.2.1. Ik kan onmogelijk ontsnappen aan ziekte
13.3. Het ligt in mijn natuur te sterven
13.3.1. Ik kan onmogelijk ontsnappen aan de dood
13.4. Verandering ligt in de natuur van al wat me dierbaar is en van iedereen van wie ik hou
13.4.1. Ik kan er onmogelijk aan ontsnappen vroeg of laat van het gescheiden te worden
13.5. Ik kan niet ontsnappen aan de gevolgen van mijn daden.
13.5.1. Mijn daden zijn de grond waarop ik sta