1. prodromale fase
1.1. = eig fase 0
1.2. = voorbereiding op de bevalling
1.3. oiv hormonen en voorweeën
1.3.1. cervix weker en begint te ontsluiten
1.3.2. cervix gaat korter worden = verstrijking
1.3.3. foetus daalt in in het kleine bekken
1.3.3.1. bij primipara op 36w inged
1.3.4. slijmprop wordt uitgestoten
1.3.4.1. slijmprop is tegen infecties
1.4. voorweeën
1.4.1. onregelmatig
1.4.2. vnl laatste dagen van zwschp
1.4.3. nemen toe en evolueren dan naar ontsluitingsweeën
1.5. ontsluitingsweeën
1.5.1. = echte weeën
1.5.2. regelmatig, bepaalde duur en bepaalde sterkte
1.5.3. een goede wee duurt ongeveer 1 minuut
1.5.4. 3 fasen
1.5.4.1. vermeerdering
1.5.4.2. hoogtepunt
1.5.4.3. geleidelijke vermindering
2. ontsluitingsfase
2.1. = 1ste fase vd baring
2.2. duur
2.2.1. primi
2.2.1.1. 8 à 18 uur
2.2.1.1.1. gemiddeld 12-14 uur
2.2.2. multi
2.2.2.1. 5 à 12 uur
2.2.3. langdurige arbeid
2.2.3.1. >24 uur
2.2.4. stortgeboorte
2.2.5. beïnvloedende factoren
2.2.5.1. bekkentype
2.2.5.2. grootte en ligging foetus
2.2.5.3. sterkte en frequentie van contracties
2.2.5.4. weerstand cervix
2.3. start/einde
2.3.1. regelmatige weeën met toenemende ontsluiting en volledige ontsluiting
2.3.2. 4 fases
2.3.2.1. latente fase
2.3.2.1.1. = 2-3 cm, contracties al dan niet voelbaar aanw
2.3.2.1.2. lijkt een beetje op de prodromale fase
2.3.2.1.3. verwarring tussen voorweeën en echte arbeid
2.3.2.2. overgangsfase
2.3.2.2.1. = tot 4 cm, contracties duidelijker
2.3.2.2.2. vaak wordt in deze fase al epidurale gevraagd
2.3.2.3. versnellingsfase
2.3.2.3.1. = tot 9 cm, contracties nemen toe in freq, duur en intensiteit (meestal snelle fase)
2.3.2.3.2. vanaf 5-6 cm gaat het ineens heel snel
2.3.2.4. deceleratiefase
2.3.2.4.1. 10 cm, vaak iets trager verloop laatste cm
2.4. richtlijnen
2.4.1. iedere bevalling is uniek
2.4.2. ontsluiting moet niet linear omhoog gaan, het moet wel goed evolueren anders moeten we ingrijpen
2.4.3. pas naar ziekenhuis wanneer er regelmatige contracties zijn, de cervix al verstrijkt en er een ontsluiting van 4-5 cm is
2.4.3.1. beter om wat langer thuis te blijven omdat de vrouw zo meer op haar gemak is --> minder ingrepen nodig en minder complicaties
2.4.3.2. wanneer ze eerder worden opgenomen eindigt de bevalling vaker in keizersnede of zuigerbevalling
2.4.4. we geven zorg op maat van het koppel, niet op maat van de vrouw alleen. elke casus is uniek
3. uitdrijvingsfase
3.1. = 2de fase vd baring
3.2. duur
3.2.1. primi
3.2.1.1. 15-45 min, max 3 uur na start vd actieve fase vd uitdrijving
3.2.1.2. na 2 uur nog geen uitdrijving?
3.2.1.2.1. = verlengde actieve fase vd uitdrijving
3.2.1.2.2. raadzaam om interveniëren
3.2.2. multi
3.2.2.1. 5-15 min, max 2 uur na start vd actieve fase vd uitdrijving
3.2.2.2. na 1 uur nog geen uitdrijving?
3.2.2.2.1. = verlengde actieve fase vd uitdrijving
3.2.2.2.2. raadzaam interveniëren
3.3. start/einde
3.3.1. bij volkomen cervixontsluiting tot wanneer baby volledig geboren is
3.3.2. best pas rekenen vanaf persdrang!
3.3.3. 2 fases
3.3.3.1. passieve/latente fase
3.3.3.1.1. = volledige ontsluiting zonder persdrang
3.3.3.1.2. weeën lijken te verzwakken
3.3.3.1.3. hangt samen met desceleratiefases (op hoogtepunt komt meestal de persdrang even door)
3.3.3.1.4. duwen mag hier nog niet want dan zou ze scheuren
3.3.3.2. actieve fase
3.3.3.2.1. zichtbaar zijn van de baby of
3.3.3.2.2. met persdrang/andere tekens van voll ontsluiting of
3.3.3.2.3. actieve inspanning van moeder bij voll ontsluiting zonder persdrang
3.3.3.2.4. duwen mag maar gaat vrouw heel moe maken
3.4. richtlijnen
3.4.1. waarom rechtopstaand bevallen?
3.4.1.1. er zal een kortere uitdrijvingsfase plaatsvinden en minder snel geknipt worden
3.4.2. op handen en knieën is minder pijnlijk, bekken is open dan
3.4.3. met epidurale kan er 60° in bed gelegen worden
3.5. tip
3.5.1. gebeurt best in eerder rechtopstaande houding met ondersteuning van spontane persdrang
4. placentaire fase
4.1. = 3de fase van de baring
4.2. duur
4.2.1. 5-15 min na geboorte
4.2.1.1. mag een uur duren
4.2.2. bij actief beleid
4.2.2.1. na 30 min verlengde derde fase
4.2.3. bij fysiologisch beleid
4.2.3.1. na 60 min verlengde derde fase
4.3. start/einde
4.3.1. begint onmiddellijk na geboorte en eindigt met geboorte vd placenta en de vliezen
4.3.2. oiv nageboorteweeën 3 processen
4.3.2.1. losmakingsproces
4.3.2.2. proces van uitstoting in OUS
4.3.2.3. proces van uitdrijving
5. post-placentaire fase
5.1. = 4de fase vd baring
5.2. duur
5.2.1. 1-2 uur volgend op bevalling
5.2.1.1. meestal 2 uur
5.3. skin to skin, hechten, voeding opstarten, rusten, papierwerk, controles...
5.4. grotere waakzaamheid pathologie
5.4.1. bv. postpartumbloedingen