Coördineren van zorg
Sem Ponsenにより
1. Samenwerken
1.1. Collega's
1.2. Consulteren van andere disciplines
1.3. Overleg met andere zorgverleners
1.4. Informeren van alle betrokkenen
2. Communicatie
2.1. Met collega's
2.2. Met patiënten
2.3. Verbaal en non verbaal
3. Delegeren
3.1. Aansturen
3.2. Collega's en betrokkenen weten van doelen en prioriteiten zijn
3.3. Taken verdelen
3.4. Duidelijke instructie naar collega's
4. Plannen en organiseren
4.1. Organiseert de benodigde capaciteit, materialen en apparatuur
4.2. Werkzaamheden binnen beschikte tijd uitvoeren
4.3. Plannen van volgorde zorgverlening
5. Kwaliteit
5.1. Standaarden
5.2. Deskundigheid
6. Verantwoordelijkheid
6.1. Er voor zorgen dat alles goed verloopt
6.2. Aansprakelijkheid
7. Formuleren en rapporteren
7.1. Verweking van gegevens
7.2. Verpleegdoelen, activiteiten, interventies
7.3. Zorgplannen inzichtelijk en begrijpelijk
8. Prioriteiten stellen
8.1. Plannen
8.2. Belang van een situatie inzien
8.3. Tijdsbesef
8.4. Afweging maken tussen risico's
9. Analyseren
9.1. Onderzoeken, ontleden, oplossen
9.2. Verzamelen van gegevens
9.3. Het leggen van verbanden tussen gegevens en trekt conclusies
10. Patiënt gericht verplegen
10.1. Aandacht
10.2. Patiënt voelt zich begrepen
10.3. Normen, waarden en wensen van patiënt
11. Kennis
11.1. Ziektebeelden herkennen
11.2. Verpleegkundige diagnosen en doelen
11.3. Observeren, monitoren
12. Continuïteit
12.1. Bewaking van zorgplannen
12.2. Goed doorlopende zorgverrlening
13. Aanspreekpunt
13.1. Voor collega's
13.2. Voor patiënten
13.3. Omgaan met vragen en kriteik
14. Taakgericht verplegen
14.1. iedereen zijn eigen taak
14.2. Structuur